Frans kwam plotseling tot zijn positieven, het voelde of hij even van de wereld was geweest en dat werd ook bevestigd door wat hij zag. Alles was anders dan een seconde geleden, hij zat nu in een rolstoel en kon niet meer lopen, maar vond dat vanzelfsprekend. Hij was in een kaarsrechte winkelstraat die hij niet kende, de straat was helemaal opgebroken. Er was geen bestrating meer en in de eindeloos lijkende rivier van geel zand zaten grote diepe gaten waar men blijkbaar ook met de riolering bezig was. Frans zat met zijn rolstoel vast in het zand, hij kon geen kant meer op en er waren nergens mensen te bekennen die hij kon aanspreken. Hij leek op een andere planeet belandt, een vreemde maar rustgevende, geluidloze wereld zonder angst en spijt. Wel wist hij dat hij op een of andere manier in beweging moest komen en de straat in moest rijden, hij wist dat hij iemand moest zoeken, maar wist niet wie en waar.
Toen hij eindelijk beweging had gekregen in zijn rolstoel en hij voor een van de diepe kuilen in het gele zand stond, kwam daar plotseling een lift uit te voorschijn die zijn deuren netjes voor Frans opende. Het was hem duidelijk dat die voor hem was bestemd en hij rolde er dan ook meteen in. De lift zette zich in beweging en verdween in de diepte. Na een tijd gingen de deuren weer open en bevond Frans zich in een onbekende magazijnruimte met allerlei vertrekken. Zijn rolstoel was verdwenen en hij kon normaal het gebouw in lopen. Het krioelde er van de mensen, mensen die allemaal heel druk waren met het een of ander. Een grote groep mensen was druk in vergadering over hoe het verder moest met het leven van Frans. Anderen waren bezig in het archief, ze sorteerden alle materialen, feiten en emoties uit zijn leven en gaven die een logische plaats in een van de vele archiefkasten. Weer anderen waren aan het sporten in een fitnesscentrum en in een van de ruimtes werden allerlei seksuele fantasie?n in de praktijk gebracht.
In weer een ander vertrek was het feest en omdat Frans daar wel voor in was, liep hij die kant op. Het bleek dat men er volop carnaval aan het vieren was. Iedereen was uitbundig verkleed en de stemming was opperbest. Ook Frans was plotseling verkleed en mengde zich in het gewoel. Na verloop van tijd werd hij benaderd door een heel mooi meisje met lang donker haar, die hem de zaal mee uit nam. Ze renden plotseling in paniek achter elkaar aan door gangen en grote ruimtes en werden daarbij op de hielen gezeten door vier politieagenten, die er duidelijk op uit waren hen te arresteren. Ze wisten niet waarom, maar het was duidelijk dat ze moesten proberen te ontsnappen. Het meisje kende het gebouw goed en had sleutels van ruimtes die afgesloten waren. Ze wisten zich dan ook na verloop van tijd in een van die opslagruimtes te verbergen.
Op het moment dat de twee tot rust waren gekomen en het er op leek dat ze een intiem onderonsje zouden beleven, werden ze ontdekt door de agenten en moesten ze het weer op een lopen zetten. Frans was wat eerder weggerend dan het meisje en hij zag, toen hij achterom keek, dat ze werd overmeesterd door enkele agenten. Frans leek op dat moment vleugels te krijgen en te dematerialiseren en wist dwars door een van de muren uit het gebouw te ontsnappen. Eenmaal buiten liep hij weer in diezelfde straat, waar alles weer normaal was. Er was weer bestrating, er waren auto?s, fietsen en winkelende mensen. Het was een doordeweekse dag en Frans vervolgde dan ook doodgemoedereerd zijn weg.